Tijdens het vervoer van de kinderen van het speelplein naar het bos gebeurt er een ongeval met het busje van een vrijwilliger. Alle inzittenden komen er met de schrik van af, maar er is materiële schade. Wie betaalt?
Het eerste wat we ons moeten afvragen is: van wie is het voertuig?
Vaak gaat het om het voertuig van het personeelslid zelf of van de vrijwilliger die de opdracht uitvoert. Het kan ook gaan om een voertuig dat eigendom is van de gemeente en dat bestuurd wordt door een van uw personeelsleden of vrijwilligers. In dat laatste geval heeft de gemeente (of een andere publieke dienst), als eigenaar van het voertuig, een verplichte verzekering Burgerlijke Aansprakelijkheid Auto onderschreven, die onder bepaalde voorwaarden de schade veroorzaakt aan derden zal vergoeden. Uit voorzorg heeft het lokaal bestuur waarschijnlijk ook een (optionele) waarborg omnium afgesloten om de stoffelijke schade aan het voertuig te vergoeden.
In het eerste geval staat het voertuig ingeschreven op naam van de medewerker of van de vrijwilliger. Die heeft een verplichte verzekering onderschreven die zijn burgerlijke aansprakelijkheid dekt en eventueel ook een waarborg omnium. Een publieke entiteit kan, als werkgever/opdrachtgever, daarnaast een verzekering omnium opdrachten onderschrijven: die dekt, onder bepaalde voorwaarden, de stoffelijke schade die het personeelslid/de vrijwilliger in het kader van de opdracht aan zijn/haar eigen voertuig oploopt.
Wel of geen rijvaardigheidsattest? Praktische gevallen
Een voertuig van categorie B besturen in het kader van bezoldigd personenvervoer vereist een rijvaardigheidsattest. Hetzelfde geldt voor het bezoldigde busvervoer van leerlingen.
Een vrijwilliger krijgt de opdracht (niet-bezoldigd) om senioren met zijn/haar eigen voertuig naar het ziekenhuis of naar de dokter te brengen. Zolang het voertuig onder de 3,5 ton blijft, niet meer dan 8 passagiers kan vervoeren en de bestuurder een rijbewijs type B heeft, is de bestuurder vrijgesteld van het voorleggen van een rijvaardigheidsattest. In andere gevallen van vervoer, bijvoorbeeld van 12 passagiers, zelfs onbetaald, is een attest vereist.
Zijn er bepaalde voorwaarden van kracht voor personenvervoer?
Het antwoord is ‘ja’. De wetgeving omtrent het rijbewijs legt in bepaalde gevallen een rijvaardigheidstest op om personenvervoer te mogen uitvoeren.
In dat geval zijn er twee elementen die een doorslaggevende rol spelen: gaat het om bezoldigd of niet-bezoldigd personenvervoer, en over welk soort voertuig hebben we het?
Wie passagiers tegen betaling wil vervoeren, moet inderdaad om de vijf jaar een rijvaardigheidstest (medisch onderzoek) afleggen, ongeacht de voertuigcategorie. Deze verplichting geldt voor alle bestuurders van het voertuig, ongeacht of dit voertuig zijn/haar eigendom is. Dit is een belangrijk aandachtspunt voor werkgevers die dit soort vervoer organiseren, net zoals nagaan of de chauffeur in het bezit is van een geldig rijbewijs. Niet alleen de politie zal dit controleren, daarnaast is het nooit uit te sluiten dat in geval van overtredingen de aansprakelijkheidsverzekeraar zich gaat verhalen op de bestuurder en/of zijn opdrachtgever.
Het personeelslid of de vrijwilliger die in het kader van een opdracht van zijn werkgever kosteloos passagiers vervoert met zijn/haar eigen voertuig (auto, minibus ingeschreven als wagen en bestelwagen) is daarentegen wel vrijgesteld van de verplichting om dit rijvaardigheidsattest voor te leggen, tenzij ofwel het voertuig van < 3,5 ton meer dan 8 passagiers kan vervoeren ofwel het voertuig bestemd voor het vervoer van personen meer dan 3,5 ton is en dit niettegenstaande het aantal passagierszetels.
Gebruik van de verzekering omnium opdrachten
Bij niet-bezoldigd personenvervoer zien wij vaak het volgende: personeelsleden, leerkrachten, vrijwilligers... stellen zich ter beschikking van een instelling, organisatie, vzw of school om bepaalde taken met hun eigen voertuig uit te voeren. Vaak krijgt de bestuurder een forfaitaire vergoeding van de werkgever voor de afgelegde kilometers.
Voor deze gevallen kan de werkgever een verzekering omnium opdrachten onderschrijven om de schade, die de vrijwilliger zou oplopen aan zijn eigen voertuig tijdens zijn opdracht, te dekken.
De vereniging zal het aantal kilometers, die voor dergelijke opdrachten werden afgelegd, jaarlijks doorgeven aan de verzekeraar omnium opdrachten, zonder hierbij rekening te houden met verplaatsingen ‘woon-werkverkeer’, die niet gedekt zijn.
Een volledige omnium?
Het voordeel van de verzekering omnium opdrachten is dat het een totaalpakket is. Verschillende soorten voertuigen kunnen worden gedekt:
- auto's
- bestelwagens
- tweewielers (als optie ook fietsen en andere vormen van zachte mobiliteit)
De volgende dekkingen worden aangeboden:
- stoffelijke schade
- brand
- diefstal
- glasbreuk
- schade door aanrijden van dieren
- ...
Wat gebeurt er bij een dubbele dekking?
De dekking burgerlijke aansprakelijkheid (BA), die verbonden is aan de inschrijving van het voertuig, is sowieso niet cumuleerbaar: alleen de dekking die de eigenaar van het voertuig heeft onderschreven, komt tegemoet in de vergoeding van derden wanneer de bestuurder aansprakelijk wordt gesteld. Maar voor de dekking omnium is dat anders. Het voertuig dat voor een opdracht wordt gebruikt, kan immers al in omnium verzekerd zijn door de eigenaar van het voertuig in het kader van een persoonlijk contract, maar kan ook gedekt zijn door een contract omnium opdrachten. In dat geval spreken we van een dubbele dekking.
De wetgever stelt dat, wanneer er een samenloop is van verzekeringen, zoals dat het geval is met de eigen polis omnium en de omnium opdrachten, de bestuurder kan kiezen door wie hij/zij zich wil laten vergoeden.
We zien in de praktijk de verzekering omnium opdrachten in meer en meer lastenboeken opduiken. Dat is een heel sociaal gebaar. De publieke entiteit wil haar personeelsleden en vrijwilligers geruststellen: als er zich problemen voordoen onderweg, dan zorgt de polis omnium opdrachten voor een vangnet. Het ongeval zal dan geen impact hebben op hun eigen contract.
Kortom, de inzet van vrijwilligers voor personenvervoer in België vereist een duidelijk inzicht in de wettelijke verplichtingen en de bestaande verzekeringsmechanismen. De regels inzake het gebruik van privévoertuigen, de omniumverzekering voor dienstritten en de vereisten voor het rijbewijs zijn essentieel om de veiligheid van vrijwilligers en passagiers te garanderen.
Het is van cruciaal belang dat gemeenten, verenigingen en organisaties die vrijwilligers inzetten goed geïnformeerd zijn om complicaties bij ongevallen te voorkomen. Door de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen, kunnen instellingen niet alleen een veilig wettelijk kader bieden, maar ook hun vrijwilligers geruststellen door te laten zien dat zij hun welzijn en veiligheid serieus nemen. Goed risicobeheer en duidelijke communicatie versterken het vertrouwen van vrijwilligers en bevorderen zo een samenwerkingsklimaat dat gunstig is voor alle betrokkenen.